Gustje de boer heeft vier konijnen,
twaalf bonte kippen en een fiere haan,
een vier-tal varkens, hij noemt dat "zwijnen",
die ginder in de wei bij de koeien staan.
Gust de boer dat is een kerel, nooit is hij een beetje moe,
hij zingt en hij fluit als een echte merel,
de kippen zeggen "tok" en de koe zegt "boe".
Een schaap en een geit en nog drie kalkoenen
en in de stal staat een heel groot paard.
en waggelende ganzen, een stel kapoenen
en ook nog een pauw met een lange staart.
luister
Geen opmerkingen:
Een reactie posten